Na 10 maanden en 10 dagen op het droge, ging de Baltic weer naar buiten en te water. De dagen daarvoor hebben we als een malle alle ‘gaten’ gedicht:
zeven vluchtluiken (met elk 23 minuscule boutjes – en dus 7×23 gaatjes boren in de nieuwe lak), de beluchtingsbuizen, de ruiten van de salon, zeven luiken voor de bakskisten, de zwemtrap aan de achterzijde en de stuurstangen van de cilinders naar het roer.
Fenders werden opgeblazen en van lijnen voorzien, de ankerlier ging weer aan boord. En al hangend in de kraan kregen de ‘stempelplekken’ (waar het schip op de bok rustte) nog een likje primer en een stuk antifouling opgeplakt. Daarna maakte ze de grote zwaai het water in.
Zodra de kiel onder water verdween, stapte Marijn aan boord om te checken of alle afsluiters/zeeventielen wel goed waterdicht waren. Een van de afsluiters is nu nog ‘loos’, dus als er water doorheen zou komen, loopt het niet in een of andere leiding, maar rechtstreeks de machinekamer in. De blindflens die dat zou moeten voorkomen (een dikke schijf om het geheel extra af te sluiten) was ergens in het bestelproces vastgelopen…
Met dat in het achterhoofd kroop Marijn door een vluchtluik naar binnen. Nog geen twee tellen later hoorde hij het water – inderdaad – via die loze afsluiter al naar binnen sijpelen. Snelle actie en nog wat extra brute kracht op de bouten voorkwam dat de machinekamer volliep.
Vervolgens checkte hij de schroefas, want die hadden we natuurlijk ook helemaal los gehad en vernieuwd. Maar gelukkig bleek de afdichting in orde. Daarna konden we de Baltic met een gerust hart verder laten zakken, het water in. En toen dreef ze weer, eindelijk!
Het liefst start je dan meteen de motor, maar die is begin dit jaar helemaal ontmanteld en van z’n plek geweest. Omdat je een scheepsmotor op het droge lastig kunt testen (je koelt ‘m met buitenwater) en we ook nog geen druppel diesel aan boord hadden, werd de Baltic de eerste paar honderd meter door het kanaal geduwd naar de nieuwe ligplek.