Een van de voorwaarden voor de koop van de Baltic was de kwaliteit van de romp. Een expert en ervaringsdeskundige had ons op het hart gedrukt die vooral goed te checken. En dus deden we dat. We namen het zelfs op in het koopcontract als ontbindende voorwaarde.
Half mei 2018 stond de keurmeester op de werf in Urk. Hij voerde door de jaren heen talloze keuringen uit voor ILT en verstrekte op basis daarvan al dan niet een certificaat van deugdelijkheid. We betaalden hem duizend euro en hij ging aan de slag.
De keuring verliep volgens het gebruikelijke stramien: onder de waterlijn werd om de meter en op de meest “beruchte” (overgangs)plekken een spotmeting gedaan. Waar nodig (lees: bij een te lage waarde of als ie op het randje was) volgden een paar extra metingen als check.
De Baltic doorstond de keuring met glans. Van de originele 6 mm staal was vrijwel overal nog 5,7 mm of meer over, na 30 jaar. Slechts twee kleine plekjes bleken aan de dunne kant en moesten opgelast worden. Binnen een uurtje was dat gepiept en kon de Baltic er weer jaren tegenaan.
Tot vanochtend. Toen de drinkwatertank uit de voorpiek gesloopt werd en het slootwater prompt naar binnen stroomde.
Keken we een week eerder, bij het uitbreken van de ankerkluis bóven de waterlijn, ook al vanuit de voorpiek naar buiten (“lassen we gewoon weer even dicht, geen nood,” aldus de werf). Nu gebeurde hetzelfde ónder de waterlijn (en reageerde de werf een stuk minder laconiek, maar wel adequaat, met een flinke houten stop).
Achteraf bekeken hadden we die hele exercitie van de huiddiktemeting dus net zo goed achterwege kunnen laten, want over de kwaliteit van het staal zegt het (te) weinig, blijkt nu.
Op dit moment nemen we samen met de werf de planning opnieuw onder de loep en gaan ondertussen gestaag door. Het voor dit najaar geplande werk (staal- en laswerk, stralen en conserveren) zal ineens een stuk uitgebreider én op het droge uitgevoerd moet worden.