Een week lang liggen we langs de kade op Urk, vlak bij de restaurants en op de doorgaande route naar het strand. Dat zorgt voor flink wat bekijks. Elk uur blijft er wel iemand stilstaan om het schip te bekijken, te vragen naar de geschiedenis ervan en wat we ermee van plan zijn. “Mooi schip. Veel werk,” is de strekking van de meeste gesprekken. Als we niet uitkijken, zijn we meer tijd kwijt met social talk dan met schoonmaken. En dat laatste is wel nodig.
Na een week verlaten we het gemoedelijke Urk om naar Harlingen te varen. Op vrijdagmiddag gooien we de trossen los in de brandende zon. Maar al snel pakken de donkere wolken zich achter ons samen en de buienradar heeft niet veel goeds in petto. We besluiten niet meteen het lot te tarten en zoeken de haven van Stavoren op voor de nacht.
Op zaterdag vertrekken we met wat motregen richting de sluis van Kornwederzand. (Schoon)vader neemt de rol van matroos op zich, hangt de stootwillen op de juiste plek en haalt de – groen uitgeslagen – lijnen binnen. Al snel merken we dat we het roer ook prima aan hem kunnen overlaten.