“M’n hoofd zit echt helemaal vol! Wanneer kunnen we die zeilen nu eens gaan hijsen?”, verzucht Marijn. We zitten in de salon van de Baltic. Buiten schijnt een fijn zonnetje en de wind waait met 15 knopen uit het noordoosten: ideaal zeilweer. Maar wij liggen met ons schip in de industriehaven van Deventer en denken na.
Want behalve aan klussen, hebben we de afgelopen drie jaar ook ongelooflijk veel tijd besteed aan denken. Aan elke klus die we hier op het schip doen, gaan namelijk vele uren of zelfs dagen denkwerk vooraf.
Bedenken…
- wat voor installatie/constructie/verbetering/instrumenten we nodig hebben
- welke wensen we zelf daarbij hebben
- welke eisen de keurmeester eraan stelt
- welke praktische mogelijkheden of beperkingen het schip biedt
- waar de handel te koop is of wie het kan maken (en hoe, en waar)
- of er geen betere alternatieven zijn
- of we het wel echt nodig hebben
- wat het allemaal gaat kosten
- wat we dan misschien moeten laten en of het dat waard is
- op welk moment in het project we deze klus het beste kunnen (of moeten) inpassen
- en wat er dan allemaal gedaan of geregeld moet zijn om hier überhaupt mee aan de slag te kunnen
En zo hebben we tientallen klussen aan boord die volgens dit denk- en afwegingsstramien verlopen. Logisch dat je hoofd zo nu en dan helemaal overloopt. Dus toen we gisteren zo’n klus uit de categorie ‘cruciaal’ konden afvinken, waren we super blij: de Baltic heeft een blinkend nieuwe cross-over voor de zeewaterinlaat!
De eerste stap: slijpen
Meer dan een jaar geleden begon de klus ‘cross-over’ met het verplaatsen van de huiddoorvoer voor het zeewaterventiel, een uit de kluiten gewassen afsluiter, die aan bakboord in de machinekamer zat. De lassers van SRF slepen de huiddoorvoer uit de romp. Vier spantvakken verder naar achteren lasten ze ‘m er weer in, recht tegenover het zeewaterventiel dat aan stuurboord zit.
Puzzelen
Vervolgens begon de puzzel om de twee ventielen met elkaar te verbinden. De reden waarom we dit willen, is omdat de motor – zoals vaak op een schip – gekoeld wordt met zeewater. Dat komt via het zeewaterventiel en een wierpot in de koelwatersysteem voor de motor. Via de warmtewisselaar en de uitlaat, gaat het water vervolgens weer overboord.
Maar wat nu als de wierpot verstopt raakt, met zeewier of een paar verdwaalde mosselen? In de oude situatie moest je dan de motor acuut stopzetten en het koelwatersysteem afsluiten om de wierpot schoon te kunnen maken. Niet wenselijk en soms zelfs ronduit gevaarlijk als je midden op zee zit.
Vandaar onze wens om een cross-over te maken tussen beide zeeventielen, zodat wanneer je de wierpot aan bakboord moet schoonmaken, de motor gewoon kan blijven lopen met het koelwater van stuurboord, of andersom. En niet alleen de motor, ook de generator, de brandpomp en de watermaker – die we straks op ditzelfde systeem gaan aansluiten – kun je blijven gebruiken wanneer een van de wierpotten verstopt raakt.
De benodigde componenten
Wat vorig jaar in Harlingen begon met wat laswerk en een schetsje op papier, pakten we dit voorjaar in Deventer weer op. De exacte indeling en benodigde componenten bespraken we met het lokale constructiebedrijf dat het laswerk ter plekke ging doen. Vervolgens bestelden we zelf alle onderdelen (T-stukken, bochtjes, afsluiters, verloopjes, flenzen en wierpotten). Na drie keer heen en weer sturen hadden we alles in het juiste formaat en van het juiste materiaal (RVS 316) in de huiskamer liggen.
Het las- en fitwerk
En gisterochtend stond de lasser dus met z’n Tig-apparaat op de kade om het hele zwikje in elkaar te zetten. Hoewel aan een schip nooit iets recht of makkelijk op te meten is, paste het hele systeem tot op de millimeter nauwkeurig, in één keer.
Al die uren denkwerk betaalden zich in een ochtendje ruimschoots terug, met als resultaat een robuust en blinkend leidingwerk. Nu weten we in elk geval zeker dat we onderweg nooit zonder koelwater, bluswater of drinkwater (gezuiverd door de watermaker) komen te zitten.